Wat is de pubertijd en wat doe je er mee?

Rond de 8 á 9 maanden, gaat een pup uitproberen. Niet alleen de honden om hem heen, maar ook de baas. Hij (en zij ook..) doet dat door middel van aandacht vragen, niet luisteren, grommen, proberen of hij de baas aan het spelen krijgt, blaffen/huilen als hij alleen thuis wordt gelaten. In tegenstelling wat veel mensen denken, valt dit blaffen niet onder verlatingsangst, maar wil de hond gewoon bepalen dat de anderen maar thuis moeten blijven.

Peuter pubertijd

Het is wel een beetje te vergelijken met de peuter pubertijd (‘nee’ periode) bij kinderen. Het is van belang dat je gedurende deze periode heel consequent blijft en laat zien waar de grenzen liggen en wat je wel en wat je niet accepteert. Een kind wil zijn grenzen gaan verleggen, een hond volgt alleen maar zijn instinkt om duidelijkheid over zijn plek in de roedel te krijgen. Laat je dit toe, dan krijg je een probleem! De hond neemt dan op zich om andere gezinsleden, die hij niet respecteert, te corrigeren. Dit kan hij doen door te grommen of zelfs door te happen.

Vaak weet men de oorzaak niet van dit gedrag en weet men niet wat eraan gedaan kan worden en wordt de hond aangeboden voor herplaatsing. Veel gedragstherapeuten komen met langdurige therapieën die niet altijd het gewenste resultaat hebben.

Maar hoe pak je dit probleem dan wel aan?

In de roedel, bepaald de leider álles! Wanneer, wat, waar en met wie.

Hij bepaald dus ;

  • wanneer er gespeeld wordt, wat er gespeeld wordt en waarmee en met wie.
  • wanneer er uitgegaan wordt, waar je heen gaat, waar hij zich mag ontlasten.
  • wanneer er gegeten wordt, wat hij eet, waar hij eet.
  • etc. etc.

Wanneer dit alles bepaald wordt door de hond, is de hond dus de baas!

Een goede leider ben je pas, als je als baas bepaald wat wanneer waar en hoe alles gebeurt. Dan voelt de hond zich zeker en is gelukkig! Hij voelt zich niet onderdrukt, maar opgelucht dat hij het zelf niet hóeft te bepalen. Daar kunnen honden juist héél ongelukkig van worden, wanneer zij alles zelf mogen bepalen. Honden zijn onze spiegels, wanneer de hond ongewenst gedrag vertoont, is de mens niet duidelijk (of ontspannen) genoeg.

Wat en wie bepaald een rang?

Wanneer de hond dus gaat (wil gaan) bepalen wat er gebeurt, krijg je een rangen probleem. Je kan een hond in rang verhogen en verlagen. (hij mag wat meer, bij fout gedrag wat minder) Daarmee kun je dus zijn gedrag beïnvloeden.

Onbeleefd of opdringen

Een hond die onbeleefd op je schoot springt, of tegen je aan gaat hangen en op ooghoogte van de baas mag komen, komt op dezelfde rangorde als de baas. Kijk naar een hond in de roedel die lager is, die benaderd de hogere hond in een lage houding.
Kijk naar de houding van de hond, is deze laag=beleeft/respect? Of staan zijn oren hoog op de kop, de hele houding straalt uit ‘hier ben ik en ga jij nu eens even opzij’? Daarom is het dus beter de hond in eerste instantie of in een periode dat er gedragsproblemen zijn niet op de bank of zelfs een eigen stoel te laten.

Een hond die naar je toe komt om aangehaald te worden of met een speeltje aan komt om aan te geven dat hij wil spelen, is dus eigenlijk bezig om de baas uit te dagen. Ben jij wel zo consequent als je doet? Hoe ver kan ik gaan? Wat kan ik voor elkaar krijgen? Op zo’n moment, moet je de hond dus weg sturen en er niet op in gaan. Dit klinkt vreemd, maar wanneer in de roedel een lagere hond de leider gaat uitlokken om te spelen, wordt hij genegeerd of afgesnauwd. Jij als leider bepaald wanneer er gespeeld wordt, dus wanneer de hond ergens is gaan liggen, dán roep je hem naar je toe om met de hond te spelen of kroelen.

Spel

In het spel laat je ook je dominantie gelden. Je kan over de hond heen gaan hangen, beweeg je handen altijd boven, over de kop, ga niet op je rug, maar leg de hond spelenderwijs op de rug. Kijk hoe honden met elkaar spelen. Dat is anders wanneer zij met een vreemde of een bekende hond of een roedelgenoot spelen. De leider bepaald wanneer een spel over is en beëindigt dit met een dominant gebaar.

Ga staan en loop weg. Ook het (op vraag van de hond) aanhalen van de hond, verhoogt hem in rang! Hoe meer je op de vraag van de hond in gaat, hoe hoger hij stijgt in rang. Dit verklaart ook het ‘kattige’ gedrag van schoothondjes, die doorgaans geen grenzen krijgen, maar als baby’s worden behandeld. Een hondje dat de hele dag op schoot zit en aangehaald wordt, over stijgt de leider in rang. Hoe zelfverzekerder de hond is, hoe sneller dat gebeurd.

Bovenstaande lijkt misschien zwart/wit. Het is afhankelijk van het karakter van de hond in hoeverre u problemen kunt verwachten. Minder dominante honden kunnen echter erg onzeker worden wanneer er geen duidelijkheid is en onzekere honden bijten eerder dan zelfverzekerde honden.
Wanneer de hond weet wat zijn plek is en de regels weet en ernaar handelt, u heeft geaccepteerd als roedelleider. Dan is er niets mis mee om de hond lekker bij u op schoot of op de bank te vragen. Dan komt de hond op uitnodiging en wanneer deze daar ook weer zonder morren vanaf gaat wanneer u dat wilt, hoeft u geen problemen te verwachten. Er is niets mis mee om de hond lekker te kroelen en te verwennen, zolang er geen problemen zijn en maar duidelijk is wie de baas is.  Dan is er ook meer een samenwerking tussen baas en hond.

Definities:

Rang:

De taak en plek in de roedel. In een natuurlijke roedel honden, heeft iedere hond een taak. Van pup af aan worden de honden gestuurd door de oudere honden. Ze hebben hun eigenschappen die zij ontwikkelen en wat uiteindelijk de taak in de roedel wordt. Bijvoorbeeld, een hond met hoge jachtdrift, is dan een goed jager. Hij leert van de oudere honden deze eigenschap goed te benutten en samen te werken. Hij begint echter onderaan de ranglijst.

Belangrijk is dat uw hond in uw roedel ook een taak krijgt! Een taak die bij hem past, die hij dan ook graag aanvaard en waarbij u een geweldige samenwerking aan gaat met de hond.

Dominantie:

Dominantie is geen onderdrukken.
Bij honden is dominantie een karaktereigenschap die de hond gebruikt om veel op te nemen. Hiermee observeert hij voornamelijk zijn omgeving en leert daarbij hoe hij die omgeving kan ‘manipuleren’, naar zijn poot te zetten. Hij krijgt snel door hoe hij iets van de baas (of andere persoon of hond) gedaan kan krijgen. En leert daardoor dus ook snel verkeerd gedrag aan. Door deze eigenschap goed te sturen en consequent te zijn in uw handelen, is er met deze hond juist goed te werken. Hij kan veel leren.

Dominantie in de mensenwereld:

Daar staat een dominant persoon vaak aan het hoofd van een afdeling. Deze onderdrukt zijn medewerkers niet, (mits hij in zijn opvoeding sociale vaardigheden heeft mee gekregen!) maar geeft ze leiding zodat deze niet maar wat aan gaan rommelen… Hij stuurt ze bij waar dat nodig is, maar geeft ook complimenten ter stimulering. Een dominant persoon die lager op de ladder staat, heeft toch meer de neiging dingen te willen bepalen dan bij zijn taak horen. Deze neemt snel in zich op hoe dingen gaan en hoe het eventueel beter kan. Soms noemen we zulke collega’s ‘betweters’….. Deze zullen ook vaker aangesproken worden op gedrag/functioneren dan de werknemer die zijn taak gewoon zonder veel morren uit voert. Mocht zo’n ‘betweter’ dan hogerop kunnen, gebeurt dit doorgaans elders en niet op de afdeling waar al een goede leidinggevende is.

Mensen wereld.

In de mensenwereld spreken we een andere taal, die de hond niet begrijpt. Er is in de mensenwereld ruimte voor discussie. In de hondenwereld is duidelijkheid heel belangrijk, ja=ja en nee=nee. Termen als nu wel maar straks niet, bijvoorbeeld: met schone poten wel op de bank, met vuile poten niet, dat snapt de hond niet.
En vooral in de pubertijd, is het héél belangrijk om duidelijk en consequent te zijn.

© Een eigen hok